Kunst of kitsch? en Beyoncé!

In mijn post over Engelse Popart👈 beschrijf ik de connectie van de cover van het legendarische Beatles-album Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band met de wereld van de kunst. Het is opmerkelijk dat hier bij mijn beste weten voor het eerst een gerenommeerde kunstenaar, Peter Blake, betrokken is bij het ontwerp van een platenhoes.

In de vijftiger jaren werden langspeelplaten hoofdzakelijk aan de man gebracht in hoezen waarop personen, veelal de vertolkers, zijn afgebeeld. Met de opkomst van de rock&roll die zijn muzikale wortels in de zwarte muziek heeft ontstaan er soms merkwaardige keuzes. Verzamelalbums waarop hoofdzakelijk zwarte artiesten musiceren tonen op de hoes uitsluitend witte mensen. De oorspronkelijke cover van de LP “We Are The Chantels” waarop de meidengroep staat afgebeeld werd kort nadat de plaat verscheen vervangen door een hoes met een foto van twee witte teenagers bij een jukebox. Dat zou de afzetmarkt in de zuidelijke staten van de VS waar de segregatie nog volop dominant was vergroten.

In de jaren zestig zijn in de wereld van de popmuziek singles aanvankelijk de belangrijkste geluidsdragers voor de verspreiding van de nieuwe muziek. Elpees bevatten vaak hoofdzakelijk al eerder uitgebrachte hits aangevuld met B-kantjes en nieuwer materiaal.

In het kielzog van de verschijning van het eerder genoemde Beatles-album ontstaat een creatieve explosie in de vormgeving van platenhoezen. Andy Warhol ontwerpt voor de debuutplaat van de Velvet Underground een hoes met een afpelbare banaan. Ook heeft hij de hand in de cover van Sticky Fingers, de eerste plaat van de Rolling Stones op hun naar de groepsnaam vernoemde label. Uit een overzichtsartikel 👈 over de geschiedenis van de platenhoes citeer ik:

Sticky Fingers gaat prat op een uniek design novum: er zit een rits in verwerkt. Wat een statement op zich is, want zet hem in de platenkast en de hoes ernaast wordt beschadigd. Bovendien is Sticky Fingers het eerste Stones album dat uitkwam via hun eigen label, Rolling Stones Records, en het bekende Stones logo met de turbo lippen voerde – symbolisch voor het feit dat rock in die jaren steeds professioneler en zakelijk werd én de toenemende stylering van het dagelijkse leven. Pop art in de winkel, niet het museum.

Het is geen toeval dat het boek Album Cover Album, met hoesontwerpen uit de jaren ’60 en ’70, de hoes van Sticky Fingers tegenover de titelpagina plaatst: het is de erezetel. Maar er is veel voor te zeggen om het debuut van The Velvet Underground uit te roepen tot de beste hoes ooit, helemaal als je de muziek meeweegt in de keuze tussen ‘rits’ of ‘banaan’.

Op de hoes geen titel of groepsnaam, wel de naam van de kunstenaar

De afpelbare banaan is een werkelijk radicaal design idee, briljant in zijn eenvoud en complex van uitvoering. Bovendien kwam het ontwerp vier jaar vóór Sticky Fingers (een eeuwigheid in die tijd) en lag het zelfs eerder in de winkel dan Sgt. Pepper. Eigenlijk was het debuut van The Velvets al in 1966 gereed voor release, maar Warhols hoesontwerp was zo lastig te realiseren dat het album (en de hoes) enkele maanden werd opgehouden. Opvallend: geen titel of groepsnaam. Wel de naam van de kunstenaar. Iedereen snapt, dit is een kunstwerk.

Zelf heb ik me bij de aanschaf van een plaat, op één uitzondering na, nooit door de afbeelding op de hoes laten leiden. Het ging mij toch in de eerste plaats om de muziek. Recensies in bladen als Aloha en later Oor in combinatie met wat ik hoorde in specifieke radioprogramma’s bepaalden mijn keuze. Al was een aantrekkelijke verpakking natuurlijk wel meegenomen.

De muziek van Derek and the Domino’s op het dubbelalbum “Layla and other assorted love songs” maakte grote indruk, niet in het minst door twee lovende recensies👈 in het blad Aloha. Met name de relaxte onconventionele stijl in de bespreking van recensent Adrie Marx vind ik nog steeds zeer geestig. Wekenlang waren de platen de hoofdact op mijn platenspeler.

De keuze van de afbeelding op de platenhoes kwam evenwel vreemd op mij over. Die had naar mijn gevoel weinig tot niets met de muziek te maken. Des te interessant, maar ook wel verbazingwekkend, om de afgelopen week het verhaal over het schilderijtje 👈 dat de hoes siert te lezen. De schepper van het kunstwerkje, de Frans-Deense kunstenaar Emile Théodore Frandsen de Schomberg (1902-1969), zal evenmin bevroed hebben dat het ruim een halve eeuw later voor 2,3 miljoen euro geveild zou worden.

Een paar jaar geleden heb ik dankzij de aanschaf van een nieuwe platenspeler mijn verzameling vinyl opnieuw tot leven gewekt. Vanzelfsprekend was het krantenbericht voor mij een goede aanleiding mijn indertijd aangeschafte exemplaar weer eens af te spelen. Nog steeds vind ik het beluisteren van het titelnummer, met wat mij betreft het fraaiste gitaarintro aller tijden, een indrukwekkende ervaring.

Overigens wil het slapende bestaan van mijn platenverzameling niet zeggen dat de bijbehorende muziek lange tijd ontoegankelijk was. In het begin van deze eeuw was het een sport van zoveel mogelijk albums een digitale versie te bemachtigen. Ik vond het moreel verantwoord omdat ik er al een keer voor betaald had. De gebrande CD’s stopte ik bij de plaat in de hoes om die weer tevoorschijn te halen als ik zin had één van mijn platen te “draaien”. Onderwijl dwaalde mijn blik nostalgisch over de cover waarmee ik iets van de oorspronkelijke sensatie opriep.

Eén van mijn favoriete hoezen bevat “The London Howlin’ Wolf Sessions” waarop Chester Burnett samen met enkele sterk aan hem schatplichtige Britse rocksterren en bewonderaars een aantal van zijn klassiekers speelt. Ondertussen krijgen we ook nog een opname te horen waarop de meester zijn leerlingen demonstreert hoe “Little Red Rooster” gespeeld moet worden. De hoestekening ademt dezelfde ontspannen sfeer bij Howlin’ Wolfs bezoek aan Londen welke ik proef bij de muziek die uit mijn geluidsboxen klinkt.

Een tweede voorbeeld in mijn collectie is de ode van Frank Zappa aan de doowop op de Mothers of Invention LP “Cruising with Ruben & the Jets”.

The Mothers Of Invention, de naam zegt het eigenlijk al, waren een toonbeeld van muzikanten die experimenteerden met innovatieve rock. In mijn oren is de genoemde plaat hun meest toegankelijke album en ook hun enige door mij aangeschafte.

In 1963 was Frank Zappa als componist betrokken bij het doowop-nummer Memories Of El Monte👈 van Cleve Duncan & The Penguins. Mijn interesse voor dit genre groeide toen veel van deze muziek op CD werd heruitgebracht. Het fundament hiervoor was eigenlijk al gelegd door de prachtige live-registratie op de LP “Reunion” van het concert dat Dion & the Belmonts op 2 juni 1972 in Madison Square Garden voor een enthousiast publiek gaven . Vooral op zonnige zomerse dagen bij het open raam genoot ik keer op keer van nummers als I Wonder Why, A Teenager In Love, Where Or When.

In de hoes heb ik een sfeervolle beschrijving 👈 door Hans Maarten van den Brink bewaard over een concert dat frontman Dion Dimucci een jaar of vijf later in Disneyworld geeft.

Heruitgaven van platen op CD gaan regelmatig gepaard met extra content in de vorm van bonustracks. Soms betreft het nummers die indertijd de plaat niet haalden vanwege de beperkte ruimte. In andere gevallen zijn het alternatieve versies die eveneens de moeite waard zijn. In het CD-tijdperk werd dit een lucratieve methode om de consument te verleiden hun favoriete grijsgedraaide platen van de hand te doen en te vervangen door de CD-versie. Je hoefde je nooit bekocht te voelen.

Dankzij de opkomst van streamingsdiensten als Spotify en Apple Music heeft het beluisteren van muziek een andere dimensie gekregen. Vrijwel alle muziek is in principe voor iedereen met een goede internetverbinding op elk moment bereikbaar geworden. Toch lijkt gezien een weer stijgende vraag naar platen en CD’s dat het fysieke bezit van geluidsdragers voor een deel van de muziekliefhebbers nog steeds in een behoefte voorziet. Op de verlanglijstjes van mijn oudste (tiener) kleindochters voor hun verjaardag stonden onlangs ook platen en een platenspeler vermeld….

Zelf volgde ik met interesse de afgelopen maand de discussie omtrent de op handen zijnde release van het nieuwe album van Beyoncé. De topnotering van het eerder gelanceerde nummer “Texas Hold ‘Em” in Billboard’s hitlijst Hot Country Songs genereerde ongenoegen bij conservatieve countryfans die vinden dat het genre exclusief aan witte artiesten voorbehouden is. Een aantal countryzenders boycotte het nummer wat weer de woede van de fans van Beyoncé opriep.

Op de dag van het verschijnen van het album Cowboy Carter is het rumoer rond de plaat gespreksonderwerp in een item van de talkshow Sophie en Jeroen👈.

Aan tafel is onder andere Peter Kwint, voormalig SP-kamerlid en zelfverklaard liefhebber van herriemuziek, aangeschoven. Hij verrast mij met zijn kennis van de geschiedenis van de country. Als hij de naam Linda Martell laat vallen spits ik mijn oren. Haar nummer Color My Father kwam mij voor het eerst ter ore dankzij een invalbeurt van Jan Kooi👈 bij een VPRO-radioprogramma van Roel Bentz van den Berg en Martijn Stoffer. Op de CD bij de 11e muziekeditie van het Amerikaanse tijdschrift Oxford American is het één van de tracks. Aan het slot van het artikel over Linda Martell👈, die als eerste zwarte zangeres rond 1970 elf keer optrad in de Grand Ole Opry, vraagt auteur Alice Randall zich af of haar foto op de hoes van het album Color My Country haar carrière in het slop deed belanden.

Forty years ago, the Opry was a radio show, and long-distance telephone calls were expensive. Forty years ago, Linda Martell could have kept her race to herself. But about the time she was singing on the Opry, Linda Martell appeared on her album cover and she appeared in 1970 on The Bill Anderson Show and on Hee Haw.

I have wondered if those television appearances didn’t have something to do with Martell’s stalled country career. I have wondered if her producer, the late Shelby Singleton, had not been unwise when he put Martell’s pretty brown face on the front of her one and only country album. I wonder if all the audience had known about Martell was her countrypolitan voice of sweet tone and broad range; with its booming elegance and phrasing syncopation; if all they had known was her ability to capture the eclipsing prettiness of freedom even as it coated the distress of the mid-twentieth century shivering as the farms gave way to the cities, what then? If she had forgone the album cover and the television appearances; if she had gone incognegro—if all of that had been different—would I have known her name when I stood on the Opry stage?

Let us all know her now and thank God for what she did accomplish.

De Civil Rights Act van 1964 verbood rassendiscriminatie, maar de praktijk blijkt nog steeds weerbarstig.

Onderweg in de auto naar diverse bestemmingen beluister ik via Spotify herhaaldelijk Beyoncé’s nieuwe plaat. Haar versie van Jolene past in het genre van de antwoordplaten dat in de 50er en 60er jaren populair was. Ook daar was vaak sprake van dezelfde melodie met een andere tekst. De begeleiding week doorgaans weinig af van het origineel, maar daarvan is hier allerminst sprake. Een strak ritme ondersteunt de zang.

Het onderdeel de Linda Martell Show bevat in de aanloop naar “Ya Ya” een sample van het beginloopje in Nancy Sinatra’s “These Boots Are Made For Walking“. Beyoncé citeert op verschillende momenten fragmenten uit de pop- en countrycanon. Ik herken stukjes uit “Good Vibrations” van de Beach Boys en “I Fall To Pieces” van Patsy Cline. Ook het refrein “Honey Honey” in “Bodygard” komt me bekend voor, maar de link met de bron heb ik nog niet kunnen leggen.

De overgangen tussen opeenvolgende nummers geven het gevoel dat het album ondanks de stijlverschillen één geheel vormt. Geen stiltes, wel hier en daar een aankondiging van Dolly Parton, Linda Martell of Willie Nelson. Bij de laatste voorafgegaan door een zoektocht naar de juiste zender waarbij flarden muziek van andere zenders te horen zijn totdat “Texas Hold ‘Em” wordt ingezet. Het draagt allemaal bij tot een schitterende gevarieerde plaat met verrassende vondsten.

Amanda Kuyper schrijf een recensie👈 in de NRC die mijn gevoel bij het beluisteren ondersteunt.

Ik koop het dubbelalbum om ook weer de emotie te voelen die de hoes oproept tijdens het afspelen van de platen. Helaas ontbreekt informatie over de tracks op Cowboy Carter. Deze is vervangen door een QR-code. Door deze met een smartphone te scannen word je naar een website geleid waar de informatie wel te vinden is.

Nadat ik beide platen op de achtergrond heb afgespeeld realiseer ik me dat ik een paar van de eerder beschreven markante passages gemist hebt. Bij hernieuwde beluistering kom ik erachter dat een vijftal tracks ontbreken. De afbeelding op de hoes verschilt ook van het portret van Beyoncé te paard dat op Spotify en boven de recensie staat.

Wat is hier aan de hand? Heb ik een exclusieve “limited edition” aangeschaft? Staan op de CD wel alle 27 tracks? Dat zou wel een onverwachte interpretatie van het begrip limited zijn waar op CD uitgebrachte platen juist vaak meer muziek bieden.

Tijd om via internet mijn licht eens op te steken. De zoekterm “Cowboy Carter missing tracks” brengt snel opheldering 👈.

Zo is bij elke plaat wel een verhaal te vertellen.